De manier waarop Egon Schiele de lichaamstaal van zijn menselijke figuren inzet om de innerlijke werkelijkheid weer te geven heeft mij vóór en tijdens mijn academietijd diep geraakt. Zijn figuren zijn niet gepolijst of ideaal. Ze zijn rauw, geladen en kwetsbaar. Hij schildert het fysiek van de mens als drager van interne spanningen en angsten.
Al lange tijd ben ik gefascineerd door dansers. Dansers tonen meer dan de choreografie. Zij laten zien hoe een beweging betekenis krijgt, hoe een gebaar kan spreken zonder woorden. Ik vroeg me af welke gebaren en houdingen ontstaan (en welke betekenissen daarin verscholen liggen) tijdens het maakproces van een voorstelling. In de serie Verbeelde Lichaamstaal werkte ik met de dansers van Panama Pictures, een gezelschap dat opereert op het snijvlak van dans en circus. De dansers zoeken met hun lichamen voortdurend naar uitersten. Ze flirten met de zwaartekracht, balanceren, verkennen grenzen, laten zich vallen. De spanning waarmee dat gepaard gaat wilde ik tekenen: de botsing tussen hoop en wanhoop, de momenten van steun en van afstoting, het vallen waarin falen en kwetsbaarheid zichtbaar worden. Wat me raakte, was dat in die worsteling steeds ook iets anders oplichtte in de manier waarop de een de ander opvangt, of juist loslaat: een gevoel van geborgenheid en de kracht van het samen dragen.
In het monumentale werk van Helen Verhoeven voel je hoe het persoonlijke, het politieke, het lichamelijke en het rituele elkaar voortdurend kruisen. Haar figuren zijn rauw neergezet, vervreemdend, intens aanwezig en laten een complex mensbeeld zien, met een uitgesproken kwetsbaarheid. Van haar heb ik geleerd de figuren als het ware uit te knippen, collages te maken om het werk te abstraheren. Ook haar geabstraheerde achtergronden inspireren mij om mijn eigen achtergronden te vereenvoudigen. Ook de wijze waarop zij kleurcontrasten inzet om spanning en kwetsbaarheid te suggereren, vind ik boeiend.
Confronterende zaken als ongemak, verwarring, en emotionele gelaagdheid legt ze bloot. Ik zocht naar het moment dat de werken zich niet meteen prijsgeven, maar blijven zinderen, vragen stellen, geen antwoorden geven. In schetsen en foto’s verkende ik de onzichtbare lagen van de dansers en vertaalde die vervolgens naar mijn eigen beeldtaal: Groot van formaat, met snelheid en directheid. Niet netjes, maar vrij. Een jaar lang werkte ik door. Ik schilderde, las, keek opnieuw, begon opnieuw. De snelheid bracht een onverwachte intensiteit. Soms leek het alsof de hand sneller wist dan het hoofd. Alsof de lijnen hun eigen taal vormden. Het werk liet zich niet vangen in een sluitende betekenis. Het blijft open, in beweging.
En juist dat wilde ik: ruimte laten voor de blik van de ander.
